Irritante collega ouders: accepteren of aanspreken

Ivo Spanjersberg

Irritante collega ouders: accepteren of aanspreken
Als ouder langs de lijn is het soms moeilijk je niet te ergeren aan het gedrag van andere ouders: schreeuwen, overdreven meeleven, tactische bemoeienissen en soms zelfs aanzetten tot onsportief gedrag. Kun je er wat aan doen? Wat te doen met je eigen ongemak of irritatie hierover?

Kiezen uit 4 opties

Je kunt op verschillende manieren reageren op vervelende ouders. 

1. Frustratie

De eerste, meest natuurlijke reactie op vervelend gedrag, is een vorm van irritatie. Dit begint met een gefronste wenkbrauw, een boze blik opzij of een gedachte als: ‘Vent, hou eens je kop’. Misschien kun je nog je schouders ophalen en de irritatie van je af laten glijden, maar als dit niet lukt is het tijd voor een andere optie. En voor je het weet zit je te klagen; de ineffectieve variant van frustratie. Je gaat dan over die vervelende ouder zitten mopperen. Hiermee verandert er niets, hooguit wordt de sfeer op de tribune nog ongezelliger.

2. Onttrekken

Een passieve keuze om de bron van de irritatie te ontlopen, is het te vermijden en je eraan te onttrekken. Je kunt verkassen naar een andere club of gewoon niet meer komen kijken naar je kind. In beide gevallen zijn de kosten waarschijnlijk hoger dan de baten.

3. Doen

De lastigste optie is de ander aan te spreken. We leven in een tijd waarin mensen zich niet makkelijk laten aanspreken op hun gedrag en hierop vaak gepikeerd reageren. Het is dus de kunst dit zo te doen dat die vader of moeder niet geïrriteerd reageert, maar gaat nadenken over je boodschap, tot inzicht komt én zich gaat voornemen het anders te doen.

How to

Kies een moment waarop de ander rustig is, dus niet tijdens de wedstrijd. En bij voorkeur zonder omstanders erbij, om het gevoel van ‘gezichtsverlies’ te minimaliseren. Vervolgens is het zaak om een rustige toon aan te slaan, zonder irritatie of verwijt. Dit vergroot je kansen. Kies vervolgens je woorden zorgvuldig en benoem het gedrag van de ander. Dit is lastig omdat we snel geneigd zijn te interpreteren of nog erger, te veroordelen. Je bent wellicht geneigd te zeggen: ‘je moet eens normaal doen’. Handiger is het om je zin te beginnen met het concrete gedrag zonder oordeel: ‘Ik zag je … doen’ of ‘Ik hoorde je … zeggen’. Vervolgens kun je hiervan het effect aangeven. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb er last van’. Dan houd je het bij jezelf, wat vaak krachtig werkt. Ingewikkelder wordt het als je gaat aangeven wat het voor een ander zou kunnen betekenen: ‘Het verstoort de wedstrijd’ of ‘Dit lijkt me lastig voor je kind’.

Het aanspreken wordt makkelijker als er duidelijke gedragsregels bij de club bekend zijn. Zijn die er niet, zorg er dan voor dat ze er komen door hierom te vragen bij de trainer of een bestuurder. Je kunt je dan op die regels beroepen door te zeggen: ‘Ik hoorde je zojuist de scheidsrechter uitschelden. Bij deze club hebben we afgesproken dat niet te doen.’ Als afsluiting kun je een verzoek meegeven: ‘Zou je wat op je woorden willen letten?’ Geen garantie dat de ander zich gaat gedragen, maar wel een goede aanzet ertoe.

4. Accepteren

De laatste keuze is de acceptatie van het gedrag van de ander. Je kunt je erbij neerleggen dat er ouders zijn die vanalles roepen. Hierbij kunnen soms gedachten helpen als: ‘Sommigen mensen weten nu eenmaal niet beter’ of ‘Hier wordt mijn kind uiteindelijk alleen maar sterker van’.

De beste keuze

Doen is uiteindelijk vaak de beste keuze. Als iedereen dit vaker zou doen, zal het wangedrag langs de lijn snel afnemen. Maar als aanspreken niet werkt, of je wil of kan dit niet, blijft er slechts één goede mogelijkheid over: de acceptatie.