Inzicht 3: Individueel aandacht geven

Jarno Hilhorst & Johan Steenbergen

Inzicht 3: Individueel aandacht geven
Er zijn vier inzichten voor trainers ontwikkeld op basis van verschillende onderzoeken: structureren, stimuleren, individueel aandacht geven en regie overdragen. Op welke manier kun je er als trainer voor zorgen dat alle teamleden individueel "aandacht geven"?

Rol van de trainer

De trainer kan ervoor zorgen dat iedere sporter zich gezien en erkend voelt. Oog voor individuele kwaliteiten en verschillen maakt de kans het grootst dat iedereen zich thuis voelt binnen het team/de vereniging. Geen sporter is hetzelfde en sporters leren op verschillende manieren.

De trainer kan ervoor zorgen dat elke sporter zich erkend voelt

Individuele sporters willen van hun trainer informatie krijgen over of ze iets wel of niet goed uitvoeren en hoe het beter kan. Uit onderzoek blijkt dat de manier waarop jeugdsporters die informatie willen krijgen verschilt per persoon. Sommigen willen hele specifieke informatie, terwijl anderen denken in beelden. Sommigen willen direct horen wat er niet goed gaat, terwijl bij anderen afwijzing dreigt als ze te direct horen wat er fout gaat. Interesse, aandacht en inlevingsvermogen zijn belangrijk voor de persoonlijke beleving en betrokkenheid van de jeugdsporters. Vooral jonge sporters die minder vaardig zijn, dreigen te worden buitengesloten door leeftijdsgenoten en gaan zich anders gedragen. Voor jonge sporters die niet zo zelfverzekerd zijn, is het belangrijk om ondersteuning en aandacht te geven. Ook bij specifieke incidenten op het sportveld willen spelers zich gehoord en begrepen voelen door de trainer. Het erkennen en positief waarderen van diversiteit in de groep zorgt er voor dat ook de relatief minder vaardige spelers plezier beleven en zich sportief ontwikkelen.  

Erken en waardeer diversiteit

Stem het niveau af

Voor trainers is het vaak lastig wanneer er een groot verschil is in vaardigheidsniveau binnen de groep.  Het streven is dat alle individuele jeugdsporters in een flow komen. Dit is een soort beleving van de sportactiviteit waarin alles vanzelf lijkt te gaan. Deze toestand wordt als plezierig ervaren en optimaal is als sporters flow-ervaringen hebben. Deze flow treedt alleen op als het vaardigheidsniveau en de moeilijkheid van de taak in balans zijn. Is de taak te moeilijk in vergelijking met wat iemand kan dan treedt er angst op en als de taak te gemakkelijk is dan volgt verveling. Als de moeilijkheidsgraad van een oefening en wat iemand kan goed op elkaar zijn afgestemd dan ontstaat er een ervaring van flow, waarbinnen ook de meeste progressie plaatsvindt. Dit betekent dus voor de trainer, oog hebben voor individuele verschillen op het niveau van vaardigheden en hierop inspelen door het geven van oefeningen met de juiste moeilijkheidsgraad.  

Ook benadrukken jeugdonderzoekers hoe belangrijk het is dat trainers aansluiten bij datgene waar jonge sporters passie voor hebben. Jongeren ontwikkelen zich sneller als een gevoel van plezier ontstaat en er een twinkeling in hun ogen is te zien. Dit vraagt om inlevingsvermogen, het stellen van vragen om er achter te komen waar ze enthousiast over raken en het daarop kunnen inspelen.