Is talent maakbaar?
Is talent nu aangeboren of maakbaar? En is met de goede stimulansen alles aan te leren? Neuropsycholoog Jelle Jolles is specialist op het gebied van het ‘lerende brein’ en vertelt vanuit zijn visie meer over talent.

Lichamelijke kenmerken spelen een rol

Er is veel aan te leren maar niet alles. Wat de mens kan aanleren hangt deels af van zijn fysieke mogelijkheden. Voor sport zijn bepaalde lichamelijke kenmerken voordelig of nadelig. Zo zijn topturners gewoonlijk niet erg lang (Epke Zonderland is nog geen 1 meter 75) omdat het handig is om je zwaartepunt relatief laag te hebben liggen. Voor het topzwemmen is het goed om grote handen en voeten te hebben, brede schouders en een smal bekken. Dus daar spelen genetische factoren zeker in mee. Door veel oefenen en inspanning kun je wel heel erg ver komen binnen deze genetisch bepaalde mogelijkheden.

Goede stimulansen voor talent

Wat betreft die ‘goede stimulansen’: als die gericht zijn op meerdere dingen dan kan een kind heel ver komen. Ten eerste moet de jonge sporter vaardig worden in het gebruik van zijn spieren, ledematen en in de coördinatie daartussen. Ten tweede moet de jonge sporter bijna alle andere neuropsychologische vaardigheden ontwikkelen: training en veel ervaring zijn daarvoor belangrijk. Het gaat bijvoorbeeld over waarneming, taal en ruimtelijk inzicht. Ten slotte gaat het over psychologische factoren: je houding tegenover presteren, je doorzettingsvermogen, interesse en motivatie. Dat is iets waarvoor de omgeving best wel belangrijk is. 

Is talent maakbaar?

Sommige mensen gaan ervan uit dat talent aangeboren is, anderen vinden het maakbaar. Voor mij is ‘talent’ een ‘potentie’: het is iets dat wel in je zit maar wat er ook nog uit moet komen. Eigenlijk is talent altijd ‘latent’. Pas als het helemaal ontwikkeld is dan zie je hoe goed iemand is. Maakbaar betekent dat een jongere kan werken aan de ontwikkeling van datgene wat hij in potentie in zich heeft.

''Belangrijk is om de keuze voor verschillende sporten niet in te perken.''

Er is meer nodig

Het talent voor vrijwel alle sporten wordt gemaakt door heel langdurig oefenen en ook geoefend blijven. Iemand die alleen vrij goede reflexen heeft zal weliswaar een goede clubtennisser of –tafeltennisser kunnen worden maar beslist geen kampioen. Daar is meer voor nodig. Ons brein is pas ver na het twintigste jaar volgroeid. Dat heeft invloed op de mogelijkheid die jonge sporters hebben tot zelfreflectie en het snel maken van goede keuzes. Zelfreflectie en het maken van keuzes kan en moet worden geleerd. De omgeving is daarvoor nodig. Onder normale, gunstige omstandigheden en goede begeleiding ontwikkelt het zich al in de kindertijd, dus vóór het 10e jaar.

Veel verschillende dingen doen!

Talent is ook te herkennen en tot ontplooiing te brengen door het kind met veel sporten in aanraking te brengen. Dus veel doen en een kind niet te snel beperken tot een enkele sport.

Het kan zijn dat een kind voetballer wordt omdat dat nou eenmaal een grote wens is van een ouder. Maar dat hij eigenlijk veel talent heeft voor snellere balsporten of voor roeien of wielrennen. Belangrijk is om de keuze voor verschillende sporten niet in te perken.

De rol van ouders

Ouders moeten hun kind stimuleren en motiveren, maar het moet wel leuk blijven: het gaat niet alleen om winnen en presteren. De ontwikkeling van vaardigheden is belangrijker: beter worden en breder worden in alles. Wees als ouder een coach of mentor voor je kind. De vaardigheden uit de ene sport kunnen waardevol zijn voor een andere sport. Dafne Schippers was een topper op de tienkamp maar werd nog veel beter toen ze zich specialiseerde in de 100 en 200 meter hardlopen.

Jelle Jolles schreef het boek ‘Het tienerbrein’, dat gaat over de adolescent tussen biologie en omgeving. Meer informatie en een inkijkexemplaar vind je op www.tienerbrein.nl en www.jellejolles.nl.